Of het kunstwerk ‘ Het Geheugentheater’, waarvan de fundamenten er al liggen, ooit zal worden afgemaakt is nog maar de vraag. De gemeente Zwolle is op 6 juni 2012 in het gelijkgesteld door de rechtbank Zwolle dat het kunstwerk in twee maanden tijd voltooid moest zijn en anders de gemeente over kon gaan tot een dwangsom van maximaal € 300.000,–. Deze maximale dwangsom is inmiddels opgelegd bij de kunstenaar, maar de financiële positie van de kunstenaar zorgt ervoor dat de gemeente voorlopig kan fluiten naar het geld.
“Het Geheugentheater”
Een “geheugentheater”, waarin de plaats van de fundamenten wordt weergegeven, alsmede afgietsels van historische voorwerpen worden tentoongesteld. – Het klonk zo mooi toen de plannen in 2004 gepresenteerd werden: een geheugentheater dat samen met een wijkboerderij en kindercentrum voor invulling van de locatie Werkeren moest zorgen. Inmiddels is de gemeente ruim twee ton verder en staat er slechts een betonnen gangenstelsel; haast vergeten en overwoekerd door de natuur. De kunstenaar is destijds om persoonlijke redenen gestopt met het kunstwerk. Voor de gemeente geen reden om het kunstwerk niet af te maken.
Uitleg van wethouder Vedelaar aan gemeenteraad:
” Hierbij willen wij u informeren over de stand van zaken. Er ligt een onherroepelijk vonnis van de rechtbank, waarbij is bepaald dat de kunstenaar verplicht is tot nakoming van de overeenkomst met de gemeente. In het najaar is echter geconstateerd dat de kunstenaar niet is overgegaan tot het uitvoeren van het kunstwerk. Inmiddels is de kunstenaar een bedrag van € 300.000,– aan dwangsommen verschuldigd. Deze vordering wordt met regelmaat schriftelijk bij de kunstenaar onder de aandacht gebracht. De kunstenaar biedt op dit moment echter geen verhaal, hetgeen betekent dat de financiële positie van de kunstenaar ervoor zorgt dat er op dit moment of op de korte termijn geen opbrengsten voor de gemeente te verwachten zijn. Er zijn namelijk meerdere schuldeisers en bij verkoop van de woning van de kunstenaar heeft de bank een voorrangspositie ten aanzien van de opbrengsten. Uiteraard blijven wij ons hiervoor inspannen.”