Onder een warm zonnetje hielden inwoners van Breecamp – en in het bijzonder de vrijwilligers van Hof van Breecamp – zaterdag de eerste streekmarkt in het nieuwste wijkdeel van Stadshagen. Een succes mag het heten. Want ook al zag het er niet zwart van de mensen, het was er gezellig druk. En dat belooft wat voor de markt in de verste uithoek van de wijk.
Paling, groente en verbazing
De bezoekers die over de markt struinen komen vooral uit Stadshagen. Veel van hen zijn nog nooit in dit deel van de wijk geweest. Logisch, want het ligt aan de uiterste rand van Stadshagen. En toch is er verbazing. Tussen de bouwvelden en nieuwbouwwoningen ligt een prachtige moestuin waartegen de streekmarkt gezellig afsteekt. De geur van gerookte paling hangt zwaar tussen de kraampjes met verse groente uit de streek en de eigen tuin. Stadshagenaren lopen verlekkerd over de streekmarkt.
‘Bijzondere prestatie’
“Dit is echt een bijzondere prestatie”, zegt wethouder René de Heer enthousiast. Als vastgoedwethouder neemt hij een kijkje bij dit bijzondere initiatief. Want zowel de moestuin als het veld waarop de streekmarkt wordt gehouden is in het bezit van de gemeente. Maar door de vertraagde bouw mogen bewoners in goed overleg met de gemeente een tijdelijke bestemming zoeken voor de grond. In dit geval voor niets.
Wijkparticipatie
“Deze mensen werken allemaal overdag en doen dit er gewoon naast. Echt een knappe prestatie”, zegt wethouder De Heer. “Dit is ook goed voor de participatie van de wijk, dat dit uit de inwoners zelf komt”. En dat is bijzonder, want de gemeenschapszin in Stadshagen is nog altijd groeiende.
Initiatieven belonen
“Misschien dat de invulling van deze tijdelijke gronden in Stadshagen positief vervolg krijgt”, besluit De Heer voorzichtig. “Het is nu zo dat deze tijdelijke bestemming in korte tijd moet kunnen plaatsmaken voor de bouw. Dat weten de bewoners.” Maar de wethouder wil eigen initiatieven vanuit de wijk stimuleren. “Misschien dat er in overleg met corporaties en de gemeente bij dit soort initiatieven als een moestuin of een parkje in de toekomst ook weleens gedacht mag worden aan een blijvende plek.”